Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA9991

Datum uitspraak2001-02-09
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers518/00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK Nr. 518/00 9 februari 2001 Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, eerste enkelvoudige belastingkamer, op het verzet, gedaan namens wijlen X te Z, tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 24 november 2000, inzake het beroep tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren van de belastingdienst te Leeuwarden, gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting over het jaar 2000. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (:Awb) is het bij het hof ingesteld beroep niet_ontvankelijk, indien het verschuldigde griffierecht niet is gestort binnen vier weken, nadat de griffier van het hof degene, die het beroep heeft ingesteld, schriftelijk op de verschuldigdheid daarvan heeft gewezen. Vaststaat, dat de griffier de gemachtigde van belanghebbende op het door hem opgegeven adres bij schrijven van 10 juli 2000 en daarna bij aangetekend schrijven d.d. 14 augustus 2000, heeft verzocht het verschuldigde griffierecht te betalen. Aan dit verzoek is geen gevolg gegeven. Omdat de betaling van het griffierecht is uitgebleven heeft de voorzitter bij voormelde beschikking het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze beschikking is namens belanghebbende tijdig in verzet gekomen bij een verzetschrift, dat is ingediend op 22 december 2000. De schriftelijke reactie van de inspecteur is op 6 januari 2001 ter griffie van het hof ingekomen. De gemachtigde van belanghebbende heeft niet gevraagd om over zijn verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen. Belanghebbende beschuldigt in zijn verzetschrift de raadsheren van het gerechtshof in Leeuwarden van corruptie. Belanghebbende stelt om die reden geen griffierecht te hebben betaald. In zijn verzetschrift stelt belanghebbende voorts het gehele gerechtshof te wraken. Op grond van artikel 8:15 Awb kan een partij elk van de rechters die een zaak behandelen wraken op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van het tweede lid van artikel 8:16 Awb dient dit verzoek te worden gemotiveerd. Belanghebbende motiveert zijn verzoek, anders dan te stellen dat de raadsheren van het gerechtshof Leeuwarden corrupt zijn, niet. Nu het verzoek bovendien is gericht tegen alle leden van gerechtshof, gaat het hof, aan dit in algemene bewoordingen gedane verzoek, als niet gemotiveerd, noch gespecificeerd, voorbij. Belanghebbende erkent dat hij het griffierecht niet heeft voldaan. Van een situatie als bedoeld in de laatste zin van het tweede lid van artikel 8:41 waarbij redelijkerwijs niet van verzuim kan worden gesproken, is niet gebleken. Derhalve heeft de voorzitter belanghebbende terecht in zijn beroep niet ontvangen. Op grond van het vorenoverwogene dient te worden beslist als volgt: Het gerechtshof, uitspraak doende, verklaart het verzet ongegrond. Gedaan op 9 februari 2001 door prof. mr. Aardema, vice_president, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in de tegenwoordigheid van de griffier Lorist en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier. Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 februari 2001 te Leeuwarden door mr. Drion, raadsheer. Op 14 februari 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen. De griffier van het gerechtshof te Leeuwarden.